Ik ben Femke Driezen, kindergotherapeute. In mijn werk kijk ik naar de fijnmotorische vaardigheden van het kind en naar de vaardigheden die passen bij de leeftijd. Mijn aanpak vertrekt vanuit de leefwereld en interesses van het kind, waarbij de stem van het kind altijd centraal staat.

Als kindergotherapeut kijk ik naar de fijnmotorische en leeftijdsgebonden vaardigheden die een kind nodig heeft zowel op school als in het dagelijks leven. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, maar soms verloopt dit niet vanzelf door verschillende oorzaken. Dit kan een grote invloed hebben op het dagelijks functioneren omdat een kind zich onzeker of gefrustreerd voelt. Kinderergotherapie biedt dan ondersteuning bij het ontwikkelen van deze vaardigheden.

Tijdens de behandeling kunnen zowel kinderen met als zonder diagnose bij mij terecht. Ik probeer vanaf het begin al een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het kind, en niet alleen van het probleem. Op basis hiervan stel ik een behandelplan op maat op. Zo bied ik een aanpak die aansluit bij het kind, waarin het zich veilig voelt, succes kan ervaren en stap voor stap wordt begeleid in zijn/haar ontwikkeling.

Werkwijze kinderergotherapie

Onderzoek

Bij de telefonische aanmelding wordt in het kort gevraagd naar de problemen die het kind ondervindt.
Aan de hand hiervan wordt bepaald of er een verwijzing van de huisarts/ specialist noodzakelijk is.

Een verwijzing is niet altijd nodig, dit hangt af van de zorgverzekeraar van het kind. Sommige zorgverzekeraars zijn akkoord met DTE = directe toegankelijkheid ergotherapie.

Het onderzoek duurt in totaal 1  1/2 à 2 uur, afhankelijk van de vraagstelling. Het onderzoek bestaat uit verschillende modellen.

De ouders krijgen vragenlijsten mee, die ze thuis kunnen invullen en een volgende keer ingevuld mee terug kunnen nemen.

Aan het eind van het onderzoek wordt een verslag gemaakt dat besproken wordt met de ouders. Aan de hand van de uitslag van het onderzoek wordt bepaald of er behandeling nodig is. Of er kan worden volstaan met adviezen, of overleg nodig is met de leerkrachten of dat het kind doorverwezen wordt naar een andere discipline of specialist.

Behandeling

In het onderzoekverslag is beschreven welke moeilijkheden het kind ondervindt en zijn er behandeldoelen vastgesteld, dikwijls in overleg met ouders en/of de leerkrachten van het kind.

Een behandeling duurt  ½ uur tot 3 kwartier. De ouders zijn bij de behandeling aanwezig. (Broertjes, zusjes, vriendjes en vriendinnetjes blijven in de wachtkamer spelen)

Soms is een combinatiebehandeling kinderfysiotherapie – kinderergotherapie mogelijk.
Een combinatiebehandeling wordt toegepast wanneer het kind problemen heeft met de sensomotorische prikkelverwerking. Het kind wordt op alle fronten op een speelse manier aangesproken, is actief betrokken en beleeft de behandeling intensief. Deze vorm van behandelen is zeer effectief, relatief kortdurend en uiteindelijk kostenbesparend voor de zorgverzekeraar.

Tijdens een behandelperiode kan het zinvol zijn dat er overleg is met de leerkracht[en] van het kind. Dit wordt met de ouders besproken.

Evaluatie: de behandeling stopt wanneer de behandeldoelen zijn bereikt.

We zien het kind na drie maanden nog een keer terug om te zien of het bereikte niveau is gehandhaafd of eventueel is verbeterd. Na afsluiting van de behandeling krijgen de ouders een vragenlijst toegestuurd over klanttevredenheid, welke anoniem kan worden ingevuld. [samengesteld door KetP]

Spelen

Het hele jonge kind kan tegen problemen aanlopen, wanneer het spelen onvoldoende op gang komt. De ergotherapeute kan vaststellen wat hier de reden van is.

  • Angst voor materiaal
  • Speelgoed daagt onvoldoende uit
  • Moeite met hanteren van speelgoed
  • Gooien met speelgoed
  • Niet alleen spelen

Problemen met de sensomotorische integratie:
Vanaf 3 jaar begint het kind een voorkeurshand [tekenhand] te ontwikkelen. Bij sommige kinderen komt dit proces moeizaam op gang, veelal ten gevolge van instabiliteit van de romp of zwak evenwicht. Dit kan heel goed geoefend worden. Door de problemen te inventariseren, kan er een behandelplan gemaakt worden waardoor het kind tot spelen wordt uitgedaagd en er plezier in krijgt.

Zelfredzaamheid

Baby’s en peuters helpen uit zichzelf mee met aan/ uitkleden; met eten en drinken.

Baby:

  • helpt mee met aan/ uitkleden door een arm of been uit te steken.
  • wil zelf een lepeltje pakken of pakt een stukje brood dat aan een vorkje geprikt zit.

Peuters:

  • Bij het leren aan/uitkleden is kleren uittrekken makkelijker dan kleren aan trekken.
  • Sokken en schoenen uittrekken wanneer het kind op de grond zit
  • Grotere kledingstukken pas leren aan/uittrekken als het evenwicht goed is.
  • Langzamerhand kan het peutertje beginnen met aankleden. Als de peuter naar groep 1 gaat, is het prettig voor het kind EN de leerkracht als het zelf zijn kleren aan/ uit kan doen, i.v.m. gymmen.
    Bij problemen hiermee is het altijd mogelijk dat de kinderergotherapeute samen met de ouders beoordeelt wat er aan gedaan kan worden.

Fijne Motoriek

Problemen in de fijne motoriek kunnen van jongs af aan zichtbaar zijn. Bij baby’s die onvoldoende op onderzoek uit gaan, of bij peuters die niet tot spelen komen, of bij het schoolgaande kind.

Op school worden de moeilijkheden voornamelijk vastgesteld door de leerkrachten. De juf signaleert dat het kind bv. moeite heeft om binnen de lijntjes te kleuren. Zij kan een ergotherapeutisch onderzoek aan de ouders adviseren.

Er zijn kinderen die moeite hebben met:

  • Oog hand coördinatie: samenwerking tussen ogen en handen
  • Sturing en verfijning van arm hand bewegingen
  • Samenwerking van beide handen
  • Ontwikkelen van een voorkeurshand [lateralisatie]
  • Tekenen, knutselen, schrijven
  • Automatiseren van handelingen
  • Tempoverhogingen
  • SMI-problemen [sensomotorische integratie]

Daarnaast hebben sommige kinderen moeite met stil zitten of met concentreren.
Problemen met de fijne motoriek veroorzaken dikwijls moeilijkheden bij het schrijven.

Aandacht / Concentratie

Opletten in de klas is niet voor alle kinderen even makkelijk. Het kan zijn dat kinderen snel zijn afgeleid door geluiden of bewegingen van anderen, moeite hebben met concentreren, zich bijna niet kunnen richten op een taakje, moeite hebben om te focussen of aandacht te blijven houden.

Concentratie problemen kunnen ontstaan doordat het kind een zwakke balans heeft. Denk aan wiebelkinderen die balanceren op de stoel of regelmatig van de stoel af vallen. Er gaat bij deze kinderen zoveel energie naar het handhaven van het evenwicht, dat er weinig energie over blijft om op te letten.

Ook de verwerking van binnenkomende informatie kan aandachtsproblemen veroorzaken. [SMI]

Ruimtelijke Oriëntatie

Het jonge kind ontdekt op een speelse manier de ruimte waarin het zich bevindt. De begrippen hoog- laag- boven- onder – in – uit- links- rechts – platte vlak- drie dimensioneel worden ontdekt.

Door op de trap te lopen leert het kind omhoog en omlaag te gaan. De speeltuin is heel belangrijk voor de ontwikkeling van vrij bewegen.

Het kind leert links en rechts te onderscheiden.

Kinderen gaan puzzelen en bouwen.

Dit is allemaal bepalend voor het leren op latere leeftijd.
Bij sommige kinderen komt dit proces niet of moeizaam op gang.

De kinderergotherapeute kan onderzoeken wat de reden is waarom dit niet op gang komt en kan adviezen geven of het kind kortdurend begeleiden.

Schrijven

Voor schrijven heeft een kind een voorkeurshand nodig. Ontwikkelen van een voorkeurshand: lateralisatie.
Vanaf 3 jaar begint zich een voorkeurshand [schrijfhand] te ontwikkelen. Bij sommige kinderen komt dit proces moeizaam op gang, veelal ten gevolge van instabiliteit van de romp of zwak evenwicht.

Als het kind 4 jaar is, heeft de voorkeurshand zich ontwikkeld en is de pengreep bijna goed. Het tekenen en kleuren komt op gang. Sommige kinderen vinden dit erg moeilijk.

Vanaf 5 jaar kan het kind een poppetje tekenen met hoofd, armen en benen, met een functionele pengreep. Schrijfvoorwaarden ontwikkelen zich en het kind kan de eigen naam schrijven.

In groep 2 [6 jaar] krijgt het kind interesse in letters en maakt het kennis met de schrijfletters. Er worden dikwijls schrijfoefeningen gedaan op school.

In groep 3 leert het kind schrijven volgens een schrijfmethode, afhankelijk van de school. Meestal worden de schrijfletters eerst los geoefend, daarna aan elkaar. De letters worden eerst tussen lijntjes met een grote afstand geschreven en de afstand tussen de lijntjes wordt steeds kleiner, tot de hulplijntjes niet meer nodig zijn [groep 5-6].

Schrijven is moeilijk …

Er zijn kinderen die veel moeite hebben met schrijven. Schrijven is een heel complexe bezigheid. Het is een combinatie van lezen en fijne motoriek. Het kind leert letters lezen en moet die op papier gaan zetten = schrijven. Meestal worden de letters in het begin getekend en daarna pas geschreven = geautomatiseerd.

Problemen die zich voordoen:

  • Aanleren van de methodische schrijfletters
  • Aan elkaar schrijven
  • Tussen de lijntjes schrijven
  • Automatiseren
  • Leesbaar schrijven
  • Tempo maken

De kinderergotherapeute analyseert de problemen en stelt samen met ouders, kind en leerkracht een plan op om het schrijven te verbeteren.

Screening schrijven

Het is belangrijk dat kleuters voldoende voorbereid zijn op het schrijven. Om de leerkrachten hiervan zeker te laten zijn, kan de school overwegen een klas-screening te laten plaatsvinden door de kinderergotherapeute.

  • De screening kan plaatsvinden in groep 2. Hierbij worden de voorbereidende schrijfvaardigheden beoordeelt.
  • De screening kan plaatsvinden in groep 3. Hierbij wordt de werkhouding, de hoogte van de tafels en stoelen en de pengreep bekeken en de kinderergotherapeute beoordeelt samen met de leerkracht hoe de beginfase van het schrijven verloopt.

Problemen in de schrijfontwikkeling kunnen op deze wijze in een vroeg stadium worden ontdekt.

De leerkracht is op tijd gealarmeerd en het kind kan een [aan]gepast programma krijgen.

Daarnaast kan de kinderergotherapeute het kind begeleiden bij de specifieke problemen, bv door pre-teaching of door oefenen van de letters, in samenwerking met de leerkracht.

Voordeel hiervan is dat een mogelijke leerachterstand kan worden voorkomen.

  • Wanneer niet alle prikkels adequaat binnenkomen, kan het kind problemen krijgen met concentreren. Bijvoorbeeld een kind dat moeilijk stil kan zitten heeft zoveel energie nodig om te blijven zitten dat het onvoldoende aandacht heeft om daarnaast ook nog op te letten.